onvoorwaardelijke liefde

Het bruist het borrelt en het leeft. Wat gebeurt er allemaal met mij?

Ik zeg tegen hem: ‘Klankceremonie, sjamanistisch ritueel, soulretrieval en de darshan, nu ben ik wel even klaar, en tja waar ben ik nu?

Op ons eerste afspraakje zoenen we vluchtig. De darshan zendt me rechtstreeks de hemel in, maar ook in tranen, is dat hemel of hel, of beide, of geen van beide? Het is niet te vatten, uit te leggen. Het voelt gelukzalig maar ook bedreigend. Waar ga ik naartoe?

Ik laat me niet meer de wet voorschrijven. Ik ben boos.

Ik zie alles en dat is beangstigend. Ik ben bang voor de kracht, de helderheid, het overzicht, het licht, het inzicht.

Waar ben ik eigenlijk bang voor.

Dat het niet waar is dat ik het verzin dat ze me aankijken: ‘Waar heb jij het nou over. Jij bent raar. Ik vertel er over aan mijn zus en ze zwijgt. Mijn andere zus zegt gisteravond: ‘Niet zo snel Anneke je wilt veel te snel. Huh sorry hoor, zit je voor mij in te vullen, te oordelen, dit is mijn tempo. Waarom zou ik niet snel gaan? Voor jou is het te snel maar niet voor mij. Ik wil me wel aanpassen aan jouw tempo als we samenwerken, maar als ik dingen doe kan ik het op mijn tempo doen en als dat snel is, nou fijn toch, zijn we snel klaar om weer te gaan spelen in de zon. Er is te veel gebabbel, te veel woorden, te veel omhaal. Er is niet luisteren maar invullen, aanvullen.

Luisteren

Luisteren

Luisteren

We luisteren niet

Ik luister niet

Het is niet de eerste keer dat ik te horen krijg dat ik te snel ben. Te snel ga, te snel wil. En o ja, ik ga op mijn bek, keer op keer. Maar is dat omdat ik te snel ga? Ze zegt in de Dojo in Laren: Anneke, jij gaat te snel voor ons. Jij bent al klaar en hebt dingen gedaan, voordat wij begonnen zijn. Duh? Ik sta op, ik doe. Ik denk niet, ik ga.

Ik ben hard gevallen ja. Heel hard. Tot stilstand geroepen. Ik kreeg kritiek. Ik openbaarde mijn werkelijke zelf, ik sprak mij uit. Je bent veranderd zei ze.

Ik vertrouwde hem en ik werd bedrogen en ik zag het gebeuren en ik voelde het, rook het en hij geloofde net zo stellig in zijn leugens als ik ze doorzag.

Hij liet me wachten net zoals mijn moeder me liet wachten en ik pikte het. Ik wachtte mee, hij kwam lachend binnen, waar maak je je druk over, ik ben er toch? Duh?

Ik claim je niet zegt hij. Hij smijt het boek in de hoek dat ik met hem wil delen. Alles moet vanzelf gaan. Hij voelt zich afgewezen als ik een kamer voor mezelf wil. Hij voelt zich afgewezen als ik het vrijen niet fijn vind en hem vertel waar ik zin in heb. Ik mag hem niet leiden naar de plekken in mijn lichaam die aangeraakt willen worden. Hij wil niet experimenteren, samen naar de tantra. Het voelt niet goed. Het is saai. Het voelt niet als spelen en liefdevol bij elkaar zijn. Het is gericht op klaarkomen.

In het familie gesprek wind ik me op, ik word emotioneel en boos. Ze zegt: doe toch rustig en alsof ik door een speld gestoken word: Nee ik doe niet rustig‘, dit wil er uit. En gelukkig zegt de verpleging: ‘Ja natuurlijk het gaat over je moeder, je bent betrokken en zeg maar wat je voelt en neem je tijd‘, en hehe, nee ik ga me niet meer inhouden en nee ik ga geen spelletjes meer spelen. Nee ik ga me niet meer verstoppen, nee ik ga me niet meer aanpassen. Nee, ik geef nu mijn grenzen aan. Ik heb me lang genoeg aan grenzen van anderen aangepast. Ik heb lang genoeg ja en amen gezegd. Ik heb lang genoeg over me heen laten walsen. Ik heb lang genoeg me ingezet en alles gegeven. Ik ben loyaal geweest. Ik heb hard gewerkt. Ik heb mijn best gedaan. Ik ben klaar.

Ik wil rust. Ik wil doen wat zich aanbiedt. Ik wil mooie dingen maken. Ik wil tegen iemand aan kunnen liggen, delen en genieten. Ik wil geen oorlog meer. Er is al mijn hele leven oorlog. Ik ben met de oorlog in huis geboren. Mijn ouders hebben me de oorlog ingeloosd. Hun oorlog. Nou het is niet de mijne meer. Houd je oorlog maar.

Hun oorlog, het kamp waar ze nooit uitgekomen zijn, waar ze ons in hebben opgevoed. Ons thuis was een kamp van zwijgen, niet in het plasje roeren, want dan komt de modder boven. Wisten wij niet waar wij aan toe waren. Was er geen troost, geen inleven, geen invoelen. Geen emotionele steun. Onbetrouwbaar, niet weten wat de reactie is, werden wij vergeten, hun leed groter dan het onze, waren wij er voor onze ouders om te helpen, om te steunen. Waar een ouder is om het kind op te voeden, er te zijn, altijd onvoorwaardelijk, hebben wij moeten ontberen en in de omgekeerde wereld waren wij er voor onze ouders, want een kind kent onvoorwaardelijke liefde.