Boos

Boos? Ja boos. Maar op wie eigenlijk? Op hem, op mezelf, op het universum, gemiste kansen, verkeerde keuzes, foute woordkeuze, onjuiste interpretatie, vage invulling, irreeële veronderstellingen, valse verwachtingen, ego, ego, echo. Verantwoordelijk voor de helft van de relatie, ga ik soms over de schreef en neem de verantwoordelijkheid voor de hele relatie, houd je kop, houd je in, stil, ga eens vragen hoe het met die ander is. Ego, ego, echo.

Ben ik te impulsief, kom ik te dichtbij, handel ik te snel? Het hoofd is zo helder, wil zo ver, zo onstuimig willen leven, innemen, greedy, greedy.  Je moet liefde de tijd geven, mannen hebben last van bindingsangst zegt mijn lieve vriend. Hij kan het weten, samen wonen is nooit een optie geweest. Toen ik over huisje ,boompje, beestje, begon was het einde oefening. Heeft de schat nu wel een vriendin met twee kinderen, no offense. Een danseres wilde hij ook al niet, al dat zweterige gedoe en kijk ze is nog danseres ook, sorry hoor, effe hakke. Heb ik wel mijn auditie voor misgelopen. Stom nooit meer doen, iets opgeven voor een man.

Dus nee, ik pas me niet aan en nee ik ga niet mee in wie zijn patroon dan ook, nee ik blijf lekker bij mezelf. Ik heb mijn relatie niet voor niets verbroken omdat ik in al mijn verliefdheid mee was gegaan in andermans droom en toen ik wakker werd en verder wilde gaan met mijn leven zei meneer: ‘maar ik wil niet dat je verandert. En bijna trap ik er weer in oud patroon, behagen…heb me lief, houd van me. Stik er maar in.

Onder boosheid zit altijd verdriet. Ik wil zo graag geaccepteerd worden zoals ik ben. Niet afgewezen, weggeduwd. Houd me vast alsjeblieft. In de aum, vraag ik aan iemand of ik samen mag huilen, ze kijkt me aan en zegt: ‘ik weet niet of ik de goede voor jou ben, ze deinst terug voor mijn emotie ‘, argh, dat helpt direct om in snikken uit te barsten. Ik wil niet meer alleen, die weg ken ik al. Is er iemand in deze woestijn  die het aandurft? (ja, ja, je hebt gelijk het is een woestijn) Wie wil er met me delen?

Ik lig in de sauna, in de hele hete, weg te drijven. Hand op mijn hart, tranen in de sauna zijn onzichtbaar, ze lossen op in het zweet. Als ik naar buiten loop gaat de deur weer dicht. Ik lig in de rustruimte, hand op mijn hart, handdoek over mijn hoofd, zacht te wenen. Huilen is niet erg, het verzacht de pijn, kom maar. En dan komt er ruimte en afstand en laat ik los.

Het is oude pijn, getrickered, herinnering. Ik stond met mijn zus na schooltijd te wachten op mijn moeder. Totdat iedereen naar huis was en wij nog steeds stonden te wachten. En wat deden wij? We gingen naar huis lopen, door het dorp, richting de middelbare school, het dorp uit, de zandweg op, en ergens onderweg, vlakbij huis zou ze aan komen rijden, ons in de auto laten zonder verklaring, zonder troost. Zo vaak, zo ver, zo eenzaam.

Het kleine kind snapt het niet, dat iemand je op de wereld zet en dan niet de verantwoordelijkheid neemt om er voor je te zijn, onvoorwaardelijk. Mijn volwassen ik snapt het wel, althans probeert begrip te hebben voor die ander die gedaan heeft wat in zijn/haar vermogen ligt. Wij hebben allemaal in meer of mindere mate een ge/verwond kind in ons. Ik wieg mijn kind en zorg voor mijn kind want er is geen ander die haar kan helen. Ik zal er altijd voor haar zijn en altijd klaar staan om te helpen. Ik speel met haar en ik geef haar troost en neem de verantwoordelijkheid en heb haar onvoorwaardelijk lief.